De Duiven van mijn vader

De duiven Mijn vader was al van kinds af aan besmet met het duivenvirus. Hij was een groot duivenliefhebber en had hele goede duiven die menige wedvlucht en tentoonstelling gewonnen hebben. Veel duivenliefhebbers uit die tijd kochten duiven van hem. Een hobby met veel werk was het wel. Tijdens het vluchtseizoen moest je wel vier keer per week naar het clubgebouw in de wijk de zandweerd en later naar de wijk de molenbelt in hij was lid van postduiven vereniging de Zwaluwen in Deventer. We hadden twee duiven hokken één voor en één achter het huis. Vader Jacob was er altijd mee bezig van ’s morgens vroeg tot het donker werd. Ook tussen zijn werk door kwam hij telkens even kijken. Het hele gezin draaide om de duiven. Hooguit konden we één dag weg en vakantie was er niet bij. ’s Morgens hoorde je mijn vader al vroeg zijn duivenhok schoonmaken en met zijn krabbers over de houten vloeren van het hok schrapen. De drink bakken van vers water voorzien deed hij wel zes keer op een dag. Daarna als hij tijd had werden ze voortdurend in de gaten gehouden door hem. Zoals een voetbal trainer naar zijn voetballers kijkt zo keek hij naar zijn duiven. Hij had er een heel goede kijk op welke duiven klaar waren voor de vlucht en welke niet. Hij deed absoluut niet aan het weduwnaarschap wat heel veel duivenliefhebbers wel doen. Zijn duiven deed hij dat niet aan en liet de doffers gewoon tot het laatst bij de duivinnen. Hij zij wat gij niet wil dat u geschiedt doe dat ook een ander niet. Hij zei ook altijd duifje tegen mijn moeder. De duiven gingen tot Barcelona aan toe! Je begrijpt er niets van maar binnen no time zaten ze weer in het hok. Ik zou mooi in Spanje gebleven zijn als ik een duif was! Het was dan een zenuwachtige toestand want zodra de duif in het hok zat moest de poel ring eraf en in de duivenklok gestopt worden. In de duivenklok zat een papieren ring waar de tijd tot op de seconde in geregistreerd werd. Dat synchroniseren gebeurde altijd gezamenlijk in het duivenclub gebouw in heel Nederland op dezelfde tijd. Iedereen stond dan met zijn klok in de hand, de radio aan en dan was het muisstil tot het moment dat het derde piepje op de radio klonk dan hoorde je alle klokken tegelijk klikken. Oh wee als er een niet op tijd was geweest dan ging die klok er uit. Meestal had men een reserve klok en een moeder klok was er ook altijd. Iedere seconde telde als er een duif kwam! Pas als de duif op de klip zat gingen we het hok in om hem voorzichtig te pakken voor de poelkring. Maar voor ze er waren werden de duiven berichten op de radio geluisterd om te horen wanneer ze losgelaten werden of waren. Heel duiven minnend Nederland zat dan weer voor de radio. Dan werd er een berekening gemaakt hoe laat ze er konden zijn. Hebben ze de wind voor of achter alle weersomstandigheden werden meegenomen in de berekening. Soms waren ze er eerder dan verwacht en was pa niet bij huis. Dan moest een van ons in actie komen. Meestal moeder. Op lange vluchten kreeg je soms te horen dat de eersten pas rond 1100 uur zouden kunnen vallen. Dat vallen heet zo omdat een goede duif in volle snelheid zich zo uit de lucht op de klep laat vallen om maar zo snel mogelijk binnen te zijn. Maar als het weer onderweg gunstig was en de avond onderweg helder met volle maan dan gebeurde het wel eens dat zo’n duif er ’s morgens al zat als we uit bed kwamen. Balen natuurlijk. Maar normaal zat je al uren voor die tijd de hemel af te speuren of er al duiven te zien waren. Soms kwamen er duiven laag over die we dan richting Deventer zagen vliegen. Zelf hadden we dan nog niets. Dan kwam de vraag op natuurlijk zijn ze wel van onze vlucht? Dan werd ik er vaak op uit gestuurd om in Deventer bij Brinkerink, van Londen, Buitenhuis enzovoort te vragen of er al duiven waren gevallen. Niemand had telefoon in die tijd. Dan had je vaak een discussie bij de club over de berekeningen. Er was een bepaald meetpunt in de stad Deventer van waaruit alles werd berekend. De afstand van huis naar dat punt was leidend. Vervolgens ook nog de hoek van waar je huis stond en van welke richting de duiven kwamen was belangrijk. In de zomer kwam vaak een oude oom op bezoek, als de duiven zouden komen. Dat was ome Ko. Mijn moeder was daar helemaal niet blij mee want die kwam al uren voor de duiven en bleef vaak tot ver in de avond. Had vaak bepaalde opmerkingen over het vrouwelijk schoon waar moeder niet van gediend was. Riep dan vieze oude kerel. Vooral na de dood van mijn tante Nette. Hij kwam meestal op de fiets of later in de tijd met zijn oude Daf 600. Een rijbewijs had hij niet. Hij heeft gereden tot hij oud was en niet meer kon en was in dertig jaar nog nooit aangehouden. Ongelukken heeft hij ook nooit gehad. Hij was zo doof als een kwartel. Had vaak een lange zwarte jas aan en een hoed op plus een witte sjaal om zijn nek. Als je pech had zat hij al buiten op de bank voor jezelf wakker was. Hij was al ver in de tachtig en woonde toen alleen in het bejaardenhuis. Hij bestelde dan een taxi deed zijn beste zwarte pak en zijn zwarte lange jas, hoed, sjaal en handschoenen aan om zich vervolgens af te laten zetten op de Bokkinghang een hoeren straat in Deventer. Ja, dat moest er even tussen door ha ha. Op de tentoonstellingen gooide Pa vaak hoge ogen met zijn duiven. Ik herinner mij nog de prachtige rode doffers en duivinnen! Stoer en krachtig zaten sommige duiven in het hok. Ze wisten dat ze mooi waren. Ook de bonte duiven en de krassen deden het goed. Sommige duiven waren alleen voor dit werk ander duiven voor bij de takken van sport. De tentoonstellingen monden nog wel eens uit in een behoorlijk drankfestijn. Het waren vaak de enige uitstapjes in een jaar. Dan moest het ook gebeuren natuurlijk. De weg terug op de fiets naar Epse was dan soms behoorlijk lang. Twintig keer pissen onderweg slingerend tussen de bomen door over de weg weer terug het fietspad op. Wat dus, ook wel eens mis ging en een valpartij niet uit kon blijven. Snee in de neus hoofd kapot, gat in de knieën broek stuk. Wiel van de fiets krom enz. Dan had ik dus gefaald en had pa er net één te veel gehad. Dan kreeg ook ik op mijn kop thuis. Janken geblazen ruzie in de keet naar buiten dus verstoppen bovenop de schuur. Voorlopig maar niet naar huis. Bovendien kreeg ik dan de schuld dat ik met mijn fiets stuur in zijn stuur zou zijn gekomen. Mooi niet dus, maar ja er moet er toch één de schuld hebben. Gelukkig was zo’n tentoonstelling maar een enkele keer per jaar. Soms kwamen er nog een paar collega duivenliefhebbers mee terug maar daar stond ma niet op te wachten en op een borrel of een biertje hoefden ze dan ook niet te rekenen. Je hebt al genoeg gezopen kregen ze dan te horen. Daar was moeders niet makkelijk in. Wegwezen dus. Veel duiven zijn ook ten prooi gevallen aan valken en buizerds die vaak hoog boven het hok blijven rondzwerven. De duiven werden dan helemaal wild en kwamen met moeite weer het hok in. Het kan dagen duren voor de rust weer terug in het hok was. Het mocht niet maar pa moest ze niet voor de loop krijgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten