Mijn Vader, Boswachter, jachtopziener, tuinman en huisknecht

Mijn Vader, Boswachter, jachtopziener, tuinman en huisknecht Mijn vader was boswachter jachtopziener, tuinman en huisknecht. Eigenlijk 24 uur per dag in dienst van de “baas” zoals hij dat noemde. Vaak ging ik mee het bos en de uiterwaarden in om te kijken of er stropers waren. In de avond en bij slecht weer ook in de nacht was het vaak stik donker, toch wist je precies waar je liep. Je zag dan werkelijk geen hand voor ogen. Als je op een tak ging staan en als die dan brak kreeg ik meteen een uitbrander geluid maken was taboe. En als blikken konden doden had ik dit niet meer kunnen schrijven. Vooral met hoog water als de uiterwaarden ondergelopen waren kwam er nog wel eens een stroper aan wal maar dat duurde meestal niet lang want dan had mijn vader hem al in de kraag gevat. Ook ging een stroper een keer op de vlucht zonder zijn kleine fox hondje mee te nemen. Zo zegt pa die nemen we mee dan komt hij hem vanzelf wel weer halen morgen wand zonder dat hondje is hij niets. Inderdaad kwam er de volgende dag een man uit Deventer om te vragen of hij zijn hond weer terug mocht hebben. Dat mocht als hij zich maar nooit meer liet zien bij ons. Hij is er inderdaad ook nooit meer geweest. Met storm hadden we geen rust en gingen we op pad en kwam het nogal eens voor dat er dan een boom aan de vlakte ging of de takken ons om de oren vlogen. Ma vond dat maar niets. Spannend was dat altijd wel en ook nu nog word ik onrustig als het stormt. De wind en de striemende kou die soms dwars door je donder ging, regen die gutste langs je gezicht en via je nek doordrong over je rug tot in je onderbroek. Zeik Natte voeten en kousen soppend in je laarzen. We zochten vaak naar strikken die de stropers overal aan de hekken zetten om die vervolgens weer te vernietigen. We liepen dan met een stok langs weiland afzettingen en rissen. Je liep ook vaak voor niets dagen te kijken. Echter als je er weer één gevonden had wist je meteen dat pa weer zijn aandacht op de stropers ging zetten. Rust had hij dan niet meer en liep bij nacht en ontij door de buurt te struinen. Pa zelf schoot natuurlijk ook vaak wel een paar konijnen of een fazant als de heren niet in de buurt waren. Die ik vervolgens weer naar poelier Eltink in Deventer mocht brengen op de fiets. Op die manier kon ik wat zakgeld bij elkaar krijgen en moeder de huishoudpot wat bij spekken dat was weer nodig omdat het van mijn vader zijn salaris bijna niet mogelijk was om de touwtjes aan elkaar te knopen. Wel buiten het zicht van zijn baas natuurlijk. Ook had je toen nog drijfjachten en daarvoor gingen we altijd naar Olst of Diepenveen bij jachtopziener Dijkman of Nuesink. Mijn Vader deed dan zijn jagers tenue aan. Groen rib en een broek met bolle zijkanten op. Dat was nog in een tijd dat er heel veel wild was en je op een dag wel meer dan 200 stuks wild had bij zo’n drijfjacht. De heren gingen dan op strategische plaatsen staan. Wel in een bepaalde volgorde. Heren waar de baas het meeste zakelijk belang bij had stonden op de beste plaatsen. Al konden velen van hen nog geen veer raken dit weer tot verdriet van anderen die wel dachten dat ze dat konden. Als drijvers gingen we op een bepaalde afstand door het bos om het wild op te jagen. Vaak gepaard met het over sloten springen en door moerassen te baggeren en bijna onbegaanbare dichtbegroeide bossen. Op een keer probeerde een van de oudere drijvers onder ons, via een tak over een sloot te komen en viel er tot aan zijn nek in. Men wilde hem naar huis brengen om droge kleren aan te trekken want het was bar koud die dag en rond het vriespunt. Hij weigerde want nat was hij niet geworden zij hij. Hij had een namelijk een regenpak aan en laarzen dus niet nat volgens hem. Alle heren jagers kregen na zo’n dag een aantal stuks naar keuze mee naar huis. Als drijver kreeg je dan voor zo’n dag een envelopje met een paar gulden er in als loon. Van de geschoten fazanten, konijnen en hazen en dergelijke kwam een deel weer bij ons thuis terecht om vervolgens door ons geslacht te worden. Een vast bedrag per haas, konijn of fazant was er niet dat hoorde bij zijn werk en vader kreeg wat men er voor over had. Ja en sommige (heren) gaven niets of maar een habbekrats en dan was mijn vader om te knappen natuurlijk. Ze kwamen achter in de auto aangereden, hadden geld zat maar konden geen cent missen. Kniepers zijn het zei mijn moeder dan. Dat plukken van de fazanten en het slachten van de hazen en konijnen gebeurde in de keuken bij de kachel door mijn vader, moeder en ook ik was vaak de pineut. De veren vlogen dan alle kanten op en de lange staartveren van de fazanten waren altijd prachtig. Die werden meestal weer weg gegeven aan iedereen die er om vroeg. Een konijn was zo gevilt en zijn staartje droogde ik dan en je kon er heerlijke zachte sleutelhangers van maken welke je her en der kon weggeven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten