Epse

Epse, Waar mijn jeugd voorbij ging tussen de jaren 1953 en 1970. Mijn jeugd heb ik doorgebracht aan de Bolmansweg in Epse! Een verbouwde boerderij met een rieten dak en het huis was wit met geel groen en zwarte luiken. Met de naam de Leistert en dit boerderijtje behoorde van oorsprong bij het landgoed het Hassink! Ik ben er opgegroeid in een gelukkig arbeiders gezin. Mijn vader was Boswachter Jachtopziener en Tuinman van de toenmalige president directeur van Thomassen en Drijver in Deventer. Moeder werkte in de huishouding en kookte voor de deze directeur. Ik heb één zus Marthie en twee broers Willem en Jacob. Ons huis stond op een heuvel in de belte zoals ze het noemden aan de rand van het bos en onze oprit was tevens de oprit van onze achterburen. Naast ons huis was er een weiland en bouwland van boer de boer die verderop in de weg woonde in de uiterwaarden van de IJssel! Voor het huis stond een groene houten handpomp. Ook in de keuken hadden we de eerste jaren een handpomp met heerlijk koud grondwater! Riolering daar had men toen in het buitengebied nooit van gehoord en de wc kwam uit in een zinkput welke telkens door een boer in de buurt werd leeggepompt om vervolgens weer over het land te worden uitgestrooid voor de bemesting. Voor het huis liep het water via een put iets verder gewoon de tuin in! Maar ja dat hoorde bij de toenmalige tijd. Op de plek waar het afvalwater uit kwam kon je weer heel goed pieren zoeken om te vissen. Onder aan de heuvel stond het grijze duivenhok van mijn vader welke op palen stond omdat soms het grondwater onder aan de heuvel en dus ook in onze tuin omhoog kwam. Ik had het er prima naar mijn zin je kon er heerlijk spelen. Bij ons huis stonden pruimen en kastanjebomen en mijn moeder had daar eerst een hele tuin vol met dahlia's in alle soorten en maten en kleuren. De bloemen werden veelvuldig door mijn moeder geplukt en als ze zelf genoeg bloemen thuis had dan werden vele bossen bloemen weggegeven aan buren of vrienden, familie of kennissen die er weer blij mee waren! Ook een groentetuin hadden we natuurlijk waar in alle jaargetijden groente geoogst werd. De dahlia's gingen allemaal in de winter de kelder in onder mijn slaapkamer en werden goed ingepakt in stro oude kleden en jassen gingen er overheen. De groente werd gekookt en in weckflessen gedaan om vervolgens ook in de kelder te verdwijnen. Dan moesten we eerst helpen met het draaien van de snijbonenmolen en het doppen van doppers enz. Sla was er ook altijd in overvloed. De slaplantjes moest je niet allemaal tegelijk planten anders waren ze ook allemaal gelijk klaar om te eten. Spinazie was er ook altijd even als bloemkool dat ging echter wat moeilijker daar kwam altijd ongedierte in. Later hebben de dahlia's en de groente plaats gemaakt voor een groot gazon. Wat een hele klus was om deze te maaien met een kleine handmaaimachine. De winters waren natuurlijk ook prachtig vooral als er sneeuw lag! Als jochie klom ik in de hoogste bomen tot in de top totdat het topje te ver ging overhellen en je snel iets lager moest gaan om niet met top en al naar beneden te donderen. Het gebeurde ook dat je naar boven klom door je met armen en benen om een boom te klemmen om een hoger gelegen tak te kunnen pakken om vervolgens nog weer wat hoger te kunnen. Terug was vaak moeilijker en dat ging vaak niet zonder gevaar. Ook overspringen naar een naastgelegen boom was soms een optie. Ik kon er uren zitten dromen over alle leuke en minder leuke dingen in het leven. Ja, je meestal een overal aan want anders kwamen je kleren helemaal onder de groene drek of hars te zitten. En dan kon je een draai om je oren verwachten. Op school ging het niet altijd van een leien dakje. Nu weten ze wat dyslexie is waar men toen nog niet van gehoord had en je vervolgens op school onbegrepen voelde. En voor dom versleten werd door de juffrouw of de meester. Waar je natuurlijk niet vrolijker van werd. Of je had bijvoorbeeld net gehoord dat de vrouw van de baas van mijn ouders weer met het grote zeeschip de nieuw Amsterdam naar Amerika was vertrokken en maanden onderweg was. Je kon daar dan hele beelden van zien in je hoofd. Wilde zeeën huizenhoge golven veel luxe enz. Ook kok of bakker op zo’n schip zou ik willen worden in die tijd. Ook kon je er de hele buurt in de gaten houden en zag je de mensen al van verre aankomen en soms liepen er mensen onder jouw boom zonder dat ze wisten dat jij daar hoog boven in de boom zat. Je gooide dan een steentje een eind weg en ze dachten dan dat er iemand was en riepen soms is daar iemand? Veel mensen zag je er meestal niet want de dichtstbijzijnde buren woonden zo’n 100 meter van ons vandaan. Het was wel een weg voor veel inwoners uit Epse naar de IJssel om er te zwemmen, vissen en te zonnebaden aan een van de vele strandjes die er toen nog waren. Acht huizen stonden er in de bolmansweg. De weg zal genoemd zijn naar de boerderij van Johan Nijland welke de naam de “de Bolman”heeft! De boer waar de andere boeren uit het dorp met hun koeien naar de Bolle gingen! ( Een bolle is een stier in het dialect) Voor hen die dat niet weten. Het is de eerste boerderij rechts vanaf de Deventerweg. Als je daar zo heel rustig in zo’n boom hing hoorde je alleen de vele vogels, koolmezen, eksters, vlaamse gaaien, het timmeren van spechten enz. Ook de eekhoorn zag je dan vaak van boom naar boom klimmen. Verder was er alleen stilte, echte stilte! Soms alleen het gekletter (nou ja het sloffen) van de knol van boer Dommerhold of Krommedijk onderweg naar de molen. Ook de heerlijke geur van de dennenbomen als het hoogzomer was kan ik het nog ruiken als je er aan terug denkt! In de herfst stonden er overal de mooiste paddenstoelen! Welke je toen nog mee naar school nam. Je kreeg dan een opdracht en alle kinderen gingen dan nog de bossen in om ze te plukken om ze vervolgens in een schoenendoos om ze te laten zien aan de juffrouw. Je kreeg er zelfs cijfers voor. In de herfst waren ook de tamme kastanjes goed en deze werden met behulp van stokken uit de boom gegooid en natuurlijk ook door er in te klimmen en hevig aan de takken te schudden. Wij hadden er een bij ons op de oprit. Deze was niet zo groot, je kon ze zo raapen van de grond en er makkelijk uit krijgen zonder al te veel moeite. Op het kruispunt van de Weertsweg en de Bolmansweg stonden er een paar, en op de heuvel bij de Block van Scheltinga stonden een paar hele grote. Je moest altijd alert blijven want dan waren er ook kapers op de kust, mensen die je nooit zag maar dan ineens jouw kastanjes gingen pikken. Ze kwamen zelfs uit Deventer. De kastanjes waren het lekkerst als ze zo uit de bolster kwamen en nog een witte rand hadden! Zo’n bolster had scherpe stekels en de beste manier om ze open te krijgen was ze half aan onder een van je schoenen te doen en de andere er dan op te zetten. Zo trok je zo de bolster open. Poffen deden we ook en heel wat kastanjes belanden bij ons op de kachel in de keuken, die dan vaak knappen en van de kachel sprongen. Ook de beukennoten belanden zo op de kachel. Het was dan ook tijd voor de eikels en de wilde kastanjes waar poppetjes van gemaakt werden of gewoon bewaard omdat ze zo mooi waren. Donker rood en ze glommen prachtig. De eikels werden geraapt en in zakken en emmers verzameld en die brachten we naar de molen of naar Kamphuis want dat leverde ons een aardig zakcentje op! De eikels werden voor varkensvoer gebruikt. Ook langs de Deventerweg stonden prachtige Amerikaanse eikenbomen waar we ze met een hark bij elkaar konden harken. Je kon er heerlijk crossen op een oude fiets met je vriendjes op onze zelfgemaakte crossbaan met veel bochten en bulten waar je met je fiets over kon springen en over de kop slaan. Onze buurman was vaak minder blij van dat gedonder in zijn stukje bos grond. Maar liet het oogluikend toe om de goede vrede te bewaren denk ik. Bovendien hebben we daar het sleutelen aan fietsen van geleerd waar we nu denk ik allemaal nog wat aan hebben. Met onweer sloeg de bliksem vrijwel altijd op onze stalen pijp net voor de keuken die er speciaal voor in de grond zat en waar de aardedraad naar de meterkast op vastgemaakt zat.. Je mocht dan niet langs de meterkast lopen want daar vlogen de steekvlammen vaak uit als het insloeg. Dan knalde het licht er uit en werd het knetter donker en stonden de kaarsen altijd al klaar en na het onweer konden er dan weer een paar zekeringen vervangen worden. De meterkast zat overigens in het kleine gangetje welke gemaakt was om van het huis naar de keuken te kunnen lopen. Het bakhuis stond van oorsprong altijd los van het huis en je moest dan altijd naar buiten om in het bakhuus te komen. In de winter was het altijd een gevecht tussen de vorst en ons om te zorgen dat de waterleiding niet zou bevriezen. Van alles ging er dan om de buizen van kranten tot oude kleding. We hadden ook iedere winter prachtige ijspegels aan ons rieten dak hangen waarvan sommige wel tot aan de grond kwamen! Voor het rieten dak was dat wat minder. Ze waren namelijk behoorlijk zwaar als ze op volle lengte waren. We hadden een fornuis waar kolen in gestookt werden en hout het was er een met boven in de plaat van die gaten opgevuld met ringen waar je dan een pan of ketel in kon hangen. Naarmate de grote van de ketel kwam er een ring bij in of er uit. In de kamer hadden we een gewone kolen kachel. S’morgens was het hartstikke koud als je uit bed kwam. Degene die het eerst op was moest meestal de kachel aanmaken en een ketel water er op zetten. Als je pech had plofte hij tijdens het aanmaken en vloog de as de kamer in en kon je ook dat nog eerst opruimen. De kolen die werden altijd gebracht door Boskamp de kolenboer die met zijn vrachtwagen kwam en dan eerst een zak in een punt op zijn schouder legde en dan de kolen in het voormalige varkens hok op de deel gooide die was omgedoopt in kolenhok daar wij zelf toch geen varkens hadden. Hij was vaak net zo zwart als zijn kolen. In de winter als het echt heel erg koud was kon je met moeite het huis warm krijgen. Nu zijn alle huizen overal even warm maar in de jaren 50 werden alleen de vertrekken die gebruikt werden verwarmt. Je moest vlakbij de kachel gaan zitten vaak met de voeten er bovenop en dan had je nog vaak je rug koud. Het was wel gezellig zo met zijn allen rond de kachel. Ma die zat dan vaak te breien of te haken of gewoon weer eens de sokken te stoppen. We hadden trouwens een schouw met prachtige antieke wit blauwe tegels. Mijn kamer was in de bijkeuken boven de kelder waar ook de dahlia's en de weckflessen opgeslagen waren. Het was wel een lekker klein kamertje die ik in alle kleuren van de regenboog geschilderd had. Hij lag ook wat afgelegen in het huis wat ook wel prettig was toen ik wat ouder was. Je kon dan nog eens stiekem door het raam het huis uit zonder dat mijn ouders dat in de gaten hadden. Als het goed koud was kon ik mijn dekens door het vocht van mijn adem rechtop zetten als ik s’morgens wakker werd. Mijn adem was dan helemaal bevroren op de dekens. Plus een rode neus van de kou natuurlijk. Ook je adem zag je als een soort rookpluim uit je mond komen. Ik had een klein raampje in mijn slaapkamer en het raam stond meestal altijd open in met extreme kou ging het dicht en zat het binnen een mum van tijd helemaal vol ijsbloemen. Als je in bed lag was het zo stil dat je het kon horen sneeuwen. Je kon ook ruiken wat voor weer het was buiten! De boten op de IJssel kom je van ver horen komen en gaan. Je had nog van die schepen met die langzame cilinder slagen zo van tuk…….tuk……tuk. Een tijd terug had ik het er nog over met Martine van Orden die op het einde van de Bolmansweg woonde in die tijd! Ook zij had dezelfde ervaring uit haar jeugd aan de IJssel. De koeien hoorde je loeien en het paard hinniken als er iemand door de weg kwam. Na de aanleg van de A1 was de echte stilte verleden tijd want vanaf dat moment hoorde je steeds het geluid op de achtergrond van de auto’s op de snelweg en bij nat weer werd dat nog eens versterkt. Aan de rechterkant onder hoofdstukken ziet u regelmatig een nieuw deel! Veel plezier met lezen en reacties zijn welkom! Deel 1 Deventer/Epse

Geen opmerkingen:

Een reactie posten